De kandidaat kan de kenmerken en voorbeelden noemen van voorzieningen en particuliere- en sociale verzekeringen (1e.6).
De kandidaat kan de verschillende levensfasen uit het levensfasenmodel benoemen en kan de gevolgen van de levensfase voor de financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) voor een klantenhuishouding beschrijven (1a.3).